Vrienden van het dienstvak LO&Sport
 



INTERVIEW NICO SPIERENBURG

Door : Paul Lindeboom

Wat vond je de mooiste LO/Sportfunctie (en waarom) voordat je stafadjudant werd?
Nico: “Mijn eerste fie als sportinstructeur op de GSK. We hadden zo’n mooi blauw trainingspak wat je nu koopt bij de Kringloop. Wat was ik daar trots op. In 1980 ben ik gestart en daarna bij de infanterie  begonnen. Ik heb bij de mil vijfkampploeg gezeten en was toen werkzaam bij de Stoters in Ermelo. Toen ik terug kwam van de opleiding in Ossendrecht dacht ik als sportinstructeur weer bij de Stoters geplaatst te worden, maar dat liep anders.
Ik was een van de weinige beroepsinstructeurs en ik kreeg 146 Werktroepencie. Wat een volk! Daar heb ik echt geleerd mensen te motiveren en te beïnvloeden. Het recht van de sterkste gold daar en als je vaardig genoeg was en dingen voordeed die zij niet na konden doen, dan kreeg je gezag. Op de hiba heb ik ze redelijk gek kunnen maken
Wat ik mij ook herinner: de eerste lessen ongewapend vechten met de Werktroepencie; rode striemen in je nek en wat bloed in je neus. Wat een feest.
Een vrije onbezonnen tijd, de zon scheen elke dag en we werden nooit moe!”

Welke redenen waren het meest doorslaggevend om stafadjudant van de LO/Sportorganisatie te willen worden?
Nico: “Ik wilde als adjudant eigenlijk Kwaliteitsbewaker Rotsklimmen worden. ik gaf in die tijd veel klimopleidingen op de LOSS en dat vak lag me wel. Na een gesprek met de toenmalige commandant LO/Sorg kon ik kiezen uit twee planningsfuncties, een in ‘t Harde en een in Garderen. Daar had ik echt geen zin in.
Lion de Frel was toen stafadjudant van de LO/S. Hij had me het jaar daarvoor benaderd of ik geen interesse in zijn fie had.  Dat had ik toen helemaal niet, want ik wilde bij de LOSS blijven. In 2007, na dat gesprek met C LO/Sorg, ben ik naar Lion  toe gegaan en heb hem gevraagd of die optie nog open stond. Na een aantal maanden ben ik begonnen als PC op de KMS.

In die tijd had de fie van stafadjudant een andere invulling en die rol paste mij niet. ik moet zeggen dat de rol en positie van de stafadjudant de laatste jaren echt verbeterd is en mij veel beter past. In die tijd had ik wel wat ideeën over de ontwikkeling van mensen, opleiden en trainen en de org. Die ideeën had ik als planner niet of nauwelijks op kunnen pakken, dus moest ik naar buiten en kijken of er een breder publiek voor was.

De doorslaggevende reden om stafadj LO/Sport te worden was, dat ik na de fie op de KMS aan de beurt was. Ik was de enige sportinstructeur en volgde Theo Hunck op.”

Nico samen met Berry Manders


Hoe kijk je terug op je functietermijn als stafadjudant van de LO/Sportorganisatie? Wat was de belangrijkste ervaring (positief of negatief) die je meenam naar je volgende functie?
Nico: “Ik heb dat maar een jaar gedaan. Toen ben ik weg gehaald om in Den Haag en later in Utrecht te helpen met het bouwen van de divisie P&O Defensie (DPDO).

Maar de mooiste ervaring in die LO/Sport tijd was dat ik opnieuw merkte dat het niet uitmaakt waar je roots liggen. Of je bij de infanterie, de Genie of de LO/Sport vandaan komt, het gaat om wie je bent en wat je ermee doet. Wij van de LO/Sport zijn als geen ander in staat om mensen te beïnvloeden, te motiveren en met hun leervermogen aan de slag te gaan. Wij hebben een goed verhaal en kunnen leiding geven. Dat heb ik gemerkt als PC op de KMS, in Den Haag bij de HDP en zeker ook bij de LO/Sport.

Mijn minste ervaring was om mensen tegen te komen die vinden dat ze klaar zijn, stil staan en dat een ander de schuld is van hun situatie. Dat kost heel veel tijd, zorg en energie.  En we weten: hoe ouder, hoe moeilijker de verandering. Vooral omdat defensie een steeds veranderende organisatie is, waar adaptatie de toekomst is. In training is het adaptatie vermogen essentieel voor succes, dat geldt ook voor jou en mij in de organisatie.”

Nico krijgt van kolonel Nico Spreij de Legpenning

Je hebt nu inmiddels vijf verschillende functies als stafadjudant vervuld. Zijn er (grote) verschillen te benoemen?
Nico: “De functies die ik gedaan heb zijn zo divers, dat elke fie op zichzelf staat. Wat ik aan kennis, vaardigheid en houding geleerd heb in de ene functie was voorwaardelijk om de vervolg fie in te kunnen vullen. Elke fie was een stapje hoger en zwaarder en daarmee ook drukker. Het is leuk om te zien dat mijn verhaal niet verandert, maar de aantallen mensen in de eenheid waar je invloed op hebt alleen maar groter wordt.

Mijn basis in veel verschillende fies hebben me een goede basis gegeven.

Ik ben begonnen als groepscdt met 10 kerels om me heen, soldaten opgeleid in de AMO, heb sportles gegeven aan Log en herstel. Daarna naar Lumbl en vervolgens de VTO-01 en 02 opgeleid, waarna ik als HI naar een grote sportgroep ging en het fysieke en mentale trainingsplan heb toegepast. Vervolgens naar de LOSS, opleiding geven en de VTO-3 en de LO/S officieren opgeleid, daarna OTB’er geworden. Dan heb je een aardig beeld van wat er te koop is en kun/mag je ook ergens wat van vinden

Ja, er zijn grote verschillen in fies, maar niet in wie je bent en waar je voor staat. Mooi is dat!”


Hoe groot acht jij de kans dat jouw carrière als stafadjudant een positieve uitstraling op de LO/Sportorganisatie heeft
Nico: “Ik vind het moeilijk om deze vraag te beantwoorden. Anderen moeten zeggen of dat zo is en of het werkt. De afgelopen jaren heb ik wel wat ervaringen opgedaan, misschien dat ik er een aantal van kan delen. Vul dan zelf maar in of je dat een positieve uitstraling vind.

·         Een van mijn commandanten zei tegen de Landmachtadjudant: “’GVD’, heb ik weer. Krijg ik een sportinstructeur als stafadjudant.” Na twee weken zei hij tegen mij: “Wat ben ik blij dat je er bent”.

·         In een overleg bij het OTCMan zei iemand: “Kom jij aan deze tafel zitten, jij bent van de infanterie”.

·         De CDS zei bij een medalparade die ik georganiseerd had: “Ah, de sport is er weer, mooi!”.

·         Introductie bij de werkgroep Competentiegericht opleiden op de KMS: “Ik geef het woord aan… die is van de Sport en die hebben verstand van opleiden”.


Mijn baretembleem en mijn DT met kraagpatjes zullen altijd de uitstraling van de LO/Sport beïnvloeden. Daarnaast gebruik ik veel voorbeelden uit de LO/Sport tijd om dingen uit te leggen en dat spreekt mensen aan. En ik ben FIT. Dit geldt voor elke sportinstr overal, op elk moment. Je bent echt een afspiegeling van onze LO/Sportorg. Een positieve uitstraling, een voorbeeld zijn heeft vooral te maken met wie je bent. Wees je bewust van wat jij betekent voor eenheidscommandanten irt de LO/Sport.

Daarom heb ik ervoor gekozen om dat voorbeeld op zoveel mogelijk verschillende plekken en niveaus te laten zien. En daar vooral te laten zien wat ik waard ben.

Ik vind dat je in bepaalde eenheden kennis, ervaring en inzicht moet hebben omdat je gewoon moet weten hoe die cie, bat, eenheid werkt. Dat is specifiek. Daarnaast vind ik dat het op het niveau daarnaast/boven niet uitmaakt wat je bent, maar wie je bent.

Veel wapens en dienstvakken kijken vooral naar zichzelf en hun eigen functioneren. Ik zie de Landmacht meer als een geheel waar iedereen een steen bijdraagt als vakman, leider en instructeur. Soms specifiek, soms algemeen. Als het ons lukt om mensen te beïnvloeden en op die manier naar elkaar en de omgeving te laten kijken, dan krijgen we steeds meer juiste mensen op de juiste plaats.”